De man in de straat, maar ook heel wat opiniemakers, lijken er intussen niet meer aan te twijfelen: toekomstige generaties zullen het minder goed hebben dan de huidige generaties. De redenen die daarvoor worden aangehaald zijn divers: de aanslepende recessie, de hoge staatsschuld, de budgettaire kost van de vergrijzing, ... In deze studiedag houden we deze, al te vaak als evident beschouwde, uitgangspunten kritisch tegen het licht. We doen dat vanuit een dubbel perspectief.

Ten eerste gaan we dieper in op het belangrijkste feitenmateriaal: hoe worden de kosten van de vergrijzing op dit moment ingeschat? Wat weten we over de welvaartspositie van de verschillende generaties? En welke maatregelen werden reeds genomen die de welvaartsverdeling tussen generaties kunnen beïnvloeden?

Maar het tweede perspectief is op zijn minst even belangrijk, en blijft heel vaak  onderbelicht: met welk normatief kader beoordelen we welvaartsverschillen tussen generaties? Kunnen we daar hetzelfde kader voor gebruiken als voor welvaartsverschillen binnen een generatie? En, moeten we dan, in het licht van het voor handen zijnde feitenmateriaal,  vooral bekommerd zijn om de jongere generaties dan wel om de oudere generaties? Moeilijke vragen, die, net daarom, zeker een halve studiedag verdienen.