Sinds 1 december 2009 is het Verdrag van Lissabon van kracht. Naast meer bekende verwezenlijkingen, zoals de oprichting van een permanent voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie of de invoering van een Europese dienst voor extern optreden (Buitenlandse Zaken), heeft het Verdrag ook het landschap van de institutionele bevoegdheden van de Unie ten gronde gewijzigd. Wij denken daarbij onder meer aan de grotere bevoegdheid van het Europees Parlement op begrotingsvlak: op gelijke voet met de Raad vormt het Europees Parlement voortaan een van de twee takken van de begrotingsautoriteit. Is het om die vooruitgang in de verf te zetten dat het Parlement de tijd genomen heeft om de begroting 2011 goed te keuren? Is die eerste begrotingsoefening onder het Verdrag van Lissabon een voorbode van complexere institutionele relaties? Zullen de Instellingen die nieuwe voorrechten niet gebruiken om de jaarlijkse begroting te koppelen aan andere, misschien meer politieke dossiers? Wellicht is het ook een kans om bepaalde ondersteunende of expansionistische beleidsacties op te zetten die totnogtoe op het achterplan waren gebleven. Ondanks de economische en financiële crisis waarmee talrijke lidstaten van de Unie worden geconfronteerd, is men er met de begroting 2011 in geslaagd bepaalde ambitieuze beleidsopties waar te maken. Ambitieus voor de toekomst van de Unie, voor de toekomst van haar lidstaten, voor de toekomst van haar bevolking. 2011 is nochtans maar een stap: de voorbereiding van het toekomstige financiële kader 2014-2020 belooft een al even ambitieuze evolutie op middellange en lange termijn, zij het met wat meer realiteitszin. De Unie breidt uit, de Unie wordt groter, de Unie nadert de volwassenheid: dit is het in elk geval waarop het Belgisch voorzitterschap zich de laatste zes maanden van 2010 heeft toegelegd.